Het kan vriezen en het kan dooien
Begin februari 2001 werden we in Nederland getrakteerd op een tergend langzaam bewegend dooifront die – dankzij deze geringe verplaatsing – voor grote hoeveelheden sneeuw in het noorden en oosten van het land zorgde. Ook ijzel en ijsregen speelde vooral het verkeer parten.
Wat gebeurt er nu eigenlijk met het vervangen van koude vrieslucht door de zachtere oceaanlucht?
Zodra zachte oceaanlucht een aanval doet op de aanwezige koude lucht zal deze laatste luchtsoort zich niet zo één, twee, drie laten vervangen. Immers, koude lucht is soortelijk gezien zwaarder dan warme lucht. De warme luchtmassa glijdt als het ware tegen de koude lucht op. Daarbij koelt zij grootschalig af, condenseert en vormen zo een gelaagd pakket wolken. Is de wolkenlaag (vaak op middelbaar en hoog niveau goed terug te vinden) dan kan er neerslag gevormd worden. In de zogenaamde gemengde zone van de wolk bevinden zich ijskristallen en (meest onderkoelde) waterdruppeltjes. De ijskristallen meer boven in de wolk groeien door verdamping van onderkoelde waterdruppeltjes aan. Dat proces wordt ook in ons verhaal over sneeuw beschreven.
De sneeuwkristallen groeien verder aan en vormen steeds zwaarder wordende vlokken. Deze vallen en komen uiteindelijk aan op het aardoppervlak, althans… als de temperatuur in de gehele luchtlaag vrijwel beneden nul blijft (zie doorsnede bij 1). Met het opdringen van de zachtere lucht zal – door de horizontale verplaatsing van het front over het aardoppervlak – tenslotte de laag zachte lucht dikker worden en de koude laag onderin dunner worden. U kunt zich misschien voorstellen dat wanneer de verplaatsing gering is, de koude laag aan de voorzijde van het front dik genoeg blijft en de neerslag als sneeuw kan blijven vallen. Op het front zelf zien we vaak een overgangszone. Afhankelijk van de temperatuuropbouw met de hoogte kan er een zogenaamde ijsdriehoek gevormd worden (zie tekening). De sneeuw valt door de koude laag en komt op bepaalde hoogte terecht in een zone waar de temperatuur iets boven nul is. De vallende sneeuw smelt tot regendruppels. Gaandeweg zullen de druppels op niet al te lage hoogte overgaan in een wederom koude laag van beneden het vriespunt. Duurt de weg door de koude laag langer, m.a.w. is de koude luchtlaag onder de warmere luchtlaag (boven nul) net dik genoeg dan kunnen de druppeltjes toch nog bevriezen en vallen er grillig gevormde doorzichtige ijskorreltjes of te wel ijsregen (2). Duurt die weg door de koude lucht niet te lang dan raken de druppels niet bevroren maar onderkoeld, een unieke vorm van water. Zodra de druppels de grond bereiken en in aanraking komen met koude voorwerpen met een temperatuur net rond nul (natteboltemperatuur 0 graden of lager), zullen deze direkt bevriezen en ijzel vormen (3).
Doorsnede van een warmtefront boven Nederland tijdens een dooiaanval.
Het noorden bevindt zich in het koude deel, het zuiden al aan de zachte kant van het front.
IJzel en ijsregen liggen qua ontstaanswijze dus heel dicht bij elkaar en kunnen bij een lichte temperatuurswijziging snel in de andere vorm overgaan. Met name het verkeer ondervindt hier enorme hinder van, zeker wanneer het dooifront zich langzaam verplaatst. Soms is de zone van onderkoelde neerslag (de ijzel) breed en kan er langdurig ijzel vallen. Vooral elektriciteitsleidingen (bijv. bovenleidingen van het spoorwegnet) en bomen krijgen dan een dikke laag ijs te verwerken; soms zullen zij begeven onder de zware last en breken leidingen door en takken af. Door de ijslaag kan ook de elektriciteit niet goed geleiden en kunnen treinen niet rijden. Een deel wordt opgevangen door (voor)verwarming maar dat blijft beperkt tot een bepaalde dikte. Ook kan het (zoals de foto hiernaast) hele fraaie plaatjes opleveren.
Een ander opvallend fenomeen is de soms sterke contrasten daardoor in weer- en temperatuurbeeld. Op 4 februari 2001 bedroeg ’s middags de verschillen in temperatuur tussen Nieuw-Beerta (Noordoost-Groningen) en Beek bij Maastricht maar liefst 13 graden. In het noorden sneeuwde het matig bij -3 terwijl in Brabant en Zeeland matig regende bij een temperatuur van ruim 10 graden boven nul.