Kringlopen en Krachten in de Atmosfeer
Het weer is een systeem van kringlopen en krachten in de atmosfeer rond de aarde, dat tot stand gebracht wordt door de warmte van de zon.
De aarde is gehuld in een laag van lucht die dampkring of atmosfeer wordt genoemd. Die atmosfeer is erg dun. Hoewel andere planeten in ons zonnestelsel ook een atmosfeer hebben, is die van de aarde uniek omdat hij veel waterdamp bevat en de variaties in temperatuur het mogelijk maken dat water in gasvorm, vloeibare vorm en vaste vorm kan bestaan.
Ons Dagelijkse Weer
De term 'weer' wordt gebruikt voor het beschrijven van de veranderingen die van dag tot dag plaatsvinden in onze atmosfeer. Zij worden door meteorologen vastgelegd in de vorm van de gemeten temperatuur, vochtigheid, bewolkingsraad, wind en neerslag dat door ons ervaren wordt als kou, warmte, wind, regen...
De bron van al deze veranderingen is de zon. Terwijl de aarde om de zon draait en om een as wentelt die ongeveer 23,5° uit het lood staat, wordt hij op een heel onregelmatige manier verwarmd. Gebieden rond de evenaar ontvangen een sterkere straling dan gebieden nabij de polen als gevolg van verschillen in warmteopname worden continenten sneller warm dan oceanen.
De atmosfeer probeert steeds een evenwichtstoestand te bereiken en tracht de temperatuurverschillen af te vlakken door warme lucht naar de polen te voeren en koude lucht naar de evenaar. Terwijl dit gebeurt, wordt de lucht door de rotatie van richting veranderd, wordt zij door wrijving met land en zee afgeremd en door de zwaartekracht in een dunne laag boven de aarde gehouden. Deze kringlopen en krachten leiden tot ingewikkelde, constant veranderende patronen. Enorme golven van luchtmassa's en reusachtige spiralen van wolkenmassa's bewegen rond de aarde. Pas sinds de afgelopen eeuw zijn onderzoekers deze kolken in verband gaan brengen met de gebieden van hoge en lage druk.
Het Gemiddelde Weer
Onder klimaat verstaat men het weer over een lange periode: het is een sysnthese van weerkundige veranderlijke grootheden zoals de gemiddelde maandelijkse regenval en de dagelijkse maximum- en minimumtemperatuur in een bepaalde periode. Bij zulke synthesen wordt ook gekeken naar extremen en hoe vaak die voorkomen. Een meetperiode van minimaal dertig jaar is nodig om iets te kunnen zeggen over het klimaat in het betreffende gebied. Hoe langer die periode is, des te gedetailleerder het klimaatbeeld.
Vochtigheid, aantal uren zonneschijn, bewolkingsgraad, snelheid en richting van de wind, windstoten en sterkte van het zonlicht worden ook bestudeerd. Door het combineren van al deze gegevens ontstaat iets dat we 'het klimaat' in een bepaald gebied noemen.
Klimaatverandering
Dikwijls wordt aan weerkundigen gevraagd of het klimaat verandert. Het antwoord hierop is: ja. Er zijn vele tekenen die erop wijzen dat het klimaat net als het weer verandert, maar dan in een veel langzamer tempo.
De officiële meteorologische meetreeksen zijn niet allemaal even lang. De metingen van de Britse manine bv. gaan tot meer dan 2 eeuwen terug en er zijn heel wat landen die beschikken over metingen tot ongeveer 150 jaar terug. Deze gegevens kunnen worden aangevuld door historische gegevens over opvallende weersituaties. Zulke gegevens hebben echter een beperkte waarde bij het bestuderen van het klimaat over perioden van duizend jaren.
Er bestaan echter ook technieken waarmee we nog verder terug in de tijd kunnen gaan. Dit komt doordat de natuur zijn eigen manier heeft om veranderingen vast te leggen, zoals boomringen, koralen en ijskernen.
Onderzoek van het weer heeft aangetoond dat menselijke activiteiten de atmosfeer veranderen, door het vrijkomen van grote hoeveelheden gassen en deeltjes uit motorvoertuigen en fabrieksschoorstenen. Wat voor effect zal dit op ons klimaat hebben? Deze vraag is nu het onderwerp van uitgebreide internationale samenwerking en onderzoek waarbij men menselijke en natuurlijke effecten tracht te scheiden.