Luchtstromingen
In de tropen wordt een groot deel van de warmte via stormsystemen naar gematigde breedten verspreid.
Deze systemen worden tropische cyclonen genoemd en zijn bovendien onder vele lokale namen bekend.
In de VS en het Caribisch gebied worden ze hurricanes genoemd.
In Oost-Azië wordt een tropische cycloon tyfoon genoemd en in Australië heeft men het over willy-willy.
Hoe Cyclonen Ontstaan
Tropsiche cyclonen beginnen met grootschalige verdamping van zeer warm zeewater en convectie boven zeer warm zeewater. Deze processen leiden tot grote gebieden met wolken die vaak buiencomplexen vormen. Wanneer deze zo ver van de evenaar ontstaan dat het Corioliseffect een rol kan gaan spelen (gewoonlijk buiten de strook tussen 5° noorder- en zuiderbreedte), zullen ze gaan draaien. Op het noordelijk halfrond draaien ze tegen de wijzers in en op het zuidelijk halfrond draaien ze met de wijzers mee. Een roterend lagedruksysteem op deze breedten is het eerste teken van een tropische cycloon. Het systeem kan in sterkte blijven toenemen wanneer latente warmte, onstabiliteit en warm oceaanwater het constant van energie blijven voorzien. Om uit te groeien tot een echte cycloon zijn aan de bovenkant van het systeem naar buiten draaiende winden nodig. Deze kunnen een deel van de in het lagedrukgebied opstijgende lucht helpen afvoeren. Als het lagedrukgebied van de evenaar weg blijft bewegen, zal zijn rotatie toenemen en worden winden sterker. Wanneer de windsnelheid is toegenomen tot 118 km per uur, noemt men het stormsysteem een orkaan of een tropische cycloon. Sinds 1979 krijgen zulke orkanen en cyclonen afwisselend en in alfabetische volgorde meisjes- en jongensnamen.
Het Oog van de Cycloon
Het 'oog' dat zich in het centrum van een cycloon vormt, is een betrekkelijk rustig gebied waar de luchtdruk het laagst is. De krachtigste winden en hevigste buien worden gewoonlijk vlak buiten dit oog gevonden. Dit noemt men de buienmuur: een ring van wolken die zich tot hoog boven de zee uitstrekken. Cyclonen kunnen een hoogte van vele kilometers hebben. Deze verwoestende stormen gaan gepaard met enorme hoeveelheden regen. Neerslaghoeveelheden van 300 tot 600 milimeter zijn niet ongebruikelijk. Windstoten kunnen snelheden tot meer dan 250 km per uur bereiken en het spoor van verwoesting kan wel 800 km lang zijn. Eens boven land kunnen er zich zelfs tornado's ontwikkelen.
De Stormvloed
Het grootste gevaar van een cycloon is de stormvloed die hij veroorzaakt. Onder het centrum van de cycloon bevindt zich een berg van opgetrokken water. De hoogte van die waterberg hangt af van de helling van de zeebodem nabij de kust. Hoe minder steil deze helling is, des te geringer is het volume waarin de waterberg kan worden gedempt en des te verder zal het water landinwaarts worden getrokken. Cyclonen verzwakken boven land, doordat de toevoer van vochtige lucht dan wordt afgesneden en de draaibeweging als gevolg van wrijving met de grond afneemt. Wordt een cycloon niet door land onderschept, dan kan hij op gematigde breedten terechtkomen en overgaan in een lagedrukgebied, ofwel een depressie. Die brengt op het vasteland vaak hevige regenval en dus overstromingen.
De Schaal van Saffir en Simpson
Sinds de jaren zeventig wordt door het National Hurricane Center in de VS de Saffir-Simpsonschaal gebruikt voor het indelen van cyclonen. Herbert Saffir was een ingenieur en Robert Simpson was een voormalig directeur van genoemd centrum.
Categorie | Druk (hPa) | Windsnelheid (km/uur) | Stormvloedhoogte (m) | Schade |
1 | >980 | 118-152 | 1,2-1,6 | Minimaal |
2 | 965-980 | 153-176 | 1,7-2,5 | Licht |
3 | 945-964 | 177-208 | 2,6-3,7 | Groot |
4 | 920-944 | 209-248 | 3,8-5,4 | Zeer groot |
5 | >920 | >248 | >5,4 | Catastrofaal |