IJsselmeer.........IJs en Klimaat
Het IJsselmeer en het Markermeer zijn grote, maar in het algemeen betrekkelijk ondiepe meren, die echter van grote invloed zijn op het klimaat van Noord-Holland, Flevoland en Friesland. Het overgrote deel van de meren is niet meer dan circa drie meter diep, nabij de kust vaak zelfs maar een of twee meter, terwijl het noorden van het IJsselmeer vier tot zes meter diep is. Er zijn een paar diepere delen, maar dat zijn vaak al oude stroomgeulen uit het Zuiderzee-tijdperk of plaatsen waar zand en klei gewonnen is bijvoorbeeld voor dijkaanleg.
Effecten van het IJsselmeer op het klimaat van Noord-Holland.
Aangezien de wind in Nederland het grootste deel van de tijd uit westelijke richtingen waait, is de invloed van het water van het Markermeer op het Noord-Hollandse klimaat meestal niet erg groot. Wel kan tijdens warm weer aan de oostkust van Noord-Holland een equivalent van zeewind opsteken, die daar een oostcomponent krijgt. Ook elders kunnen op kleine schaal zeewindachtige effecten optreden.
Heel anders is dit in de winter. Omdat het aan het begin van een vorstperiode, waarin de wind vaak vanuit het oosten waait, toch nog wel enkele dagen duurt voordat de ijsvorming op de beide meren op gang komt, wordt de vorst in grote delen van Noord-Holland in eerste instantie getemperd. In welke mate hangt uiteraard af van de windsterkte. Het temperatuurverschil tussen de kust van Flevoland en de Friese kust die aan het IJsselmeer grenst, is dan gewoonlijk een tot drie graden.
Omdat de meren betrekkelijk ondiep zijn, kan het water veel sneller afkoelen dan dat van de Noordzee. Koelt de Noordzee tijdens een vorstperiode hooguit twee graden per week af, het IJsselmeerwater kan wel een graad per dag afkoelen, in bijzondere omstandigheden nog wel meer.
Zodra het grootste deel van de meren zijn dichtgevroren – dit kan binnen een week het geval zijn – wordt het verschil kleiner, maar het is beslist niet zo dat Noord-Holland een continentaal klimaat krijgt, zodra bij oostenwind de wind vanaf de bevroren meren waait. Jammer voor de Noord-Hollanders die denken, op deze manier eindelijk eens van die zee-invloed verlost te zijn. Bij het bevriezen van water komt namelijk veel warmte vrij, zodat de oppervlaktetemperatuur van het ijs hoger is dan die van het landoppervlak er omheen. Bovendien geleidt ijs warmte nog tamelijk goed, zodat het ijsoppervlak niet veel kouder wordt dan enkele graden onder nul, terwijl het omringende land wel een temperatuur van -10 graden kan hebben. Dankzij de wind kunnen trouwens langs de oevers bijzonder mooie kunstwerkjes gevormd worden.
Een ander verhaal wordt het overigens als het ijs met sneeuw is bedekt, dat als een vrijwel ideale isolatiedeken fungeert. In dat geval kunnen boven de uitgebreide sneeuwvlakten zeer lage temperaturen optreden en fungeert het gebied als een enorme diepvrieskist. Dit was bijvoorbeeld het geval tijdens de sneeuwrijke winter van 1979, toen stations als Hoorn en Stavoren tot opmerkelijk lage temperaturen kwamen. Maar een sneeuwlaag op het ijs op het IJsselmeer komt niet zo veel voor. En als de ijsvloer glad is, stuift de aanwezige sneeuw er meestal vanaf en komt soms in enorme hopen terecht net achter de dijken aan de lijzijde van de wind. Tijdens de winter van 1996, toen er een keer slechts een of twee centimeter sneeuw viel, stoof de sneeuw over de Noord-Hollandse dijken, waardoor boerderijen van de buitenwereld werden afgesloten, terwijl honderden meters landinwaarts geen sneeuw meer was te bekennen!
De luchtbellen in het ijs veroorzaken enige isolerende werking, maar die moet niet worden overschat. De luchtbellen ontstaan, doordat het ijs vaak bestaat uit schotsjes (zie boven), omdat het water meestal dichtvriest tijdens winderig weer. En op zo’n groot meer is immers altijd wel sprake van golfslag – geen goede voorwaarde voor het ontstaan van een mooie ijsvloer. Een mooie ijsvloer kan ontstaan als het na een vorstperiode even dooit, en daarna opnieuw de vorst invalt, zoals we bijvoorbeeld zagen tijdens de winter van 1996. En dan kan het hard gaan met de vorming van ijs, omdat de meestal aanwezige wind de warmte, die tijdens het bevriezen vrijkomt, snel wordt afgevoerd. Aan het einde van de winter van 1996 was de ijsvloer op sommige plekken, zoals nabij Enkhuizen, ruim 50 cm dik en na afloop van de winter van 1963 moet er op delen van het IJsselmeer een ijsvloer hebben gelegen van tussen de 50 en 80 cm dik.
Dooi en de gevaren – effecten op het klimaat van Flevoland en Friesland.
Is er eenmaal een gesloten ijsvloer, dan kan deze zich ook na een vorstperiode lang handhaven, omdat het zijn eigen microklimaat in stand houdt. Dit is vooral het geval als er niet veel wind staat. Er blijft dan een koude luchtlaag aanwezig, waarboven de minder koude luchtlaag minder invloed uitoefent op de ijslaag. Helaas gaat dit vaak gepaard met mist – een reden om oplettend te zijn om niet door plotseling opkomende mist te worden verrast, mocht u een ijswandeling gaan maken. Als de mist eenmaal heeft toegeslagen zult u onherroepelijk verdwalen. In het verleden zijn hierdoor al heel wat mensen verongelukt, zeker als het ijs tijdens dooi ook nog eens gaat kruien. Een en ander werkt door in het klimaat van met name West-Friesland. De temperatuur in een plaats als Enkhuizen, aan het einde van een uitstekend stuk land, blijft dan aanmerkelijk achter bij die van bijvoorbeeld Hoorn. Omdat tijdens dooi vaak een wind waait uit richtingen tussen zuid en (noord)west, kunnen mistvelden, die boven het ijs ontstaan, Friesland en Flevoland bereiken. In Noord-Holland is er dan vaak een goed zicht, terwijl aan de overkant van het IJsselmeer een dichte mist hangt, en bijvoorbeeld de Afsluitdijk en de dijk Enkhuizen-Lelystad vanwege mist moeilijk te berijden is.
Tijdens dooi heeft dit dus vooral effect op het klimaat van Flevoland en het zuidwesten en westen van Friesland. Dit uit zich in achterblijvende temepraturen en het voorkomen van mist. In de mist kan het dan wel slechts drie graden zijn, terwijl het buiten de mist 8 tot 10 graden kan zijn.
Kruiend ijs
Een spectaculair verschijnsel dat tijdens dooi en winderig weer optreedt is kruiend ijs. Zodra de ijsvloer op het Markermeer en IJsselmeer in beweging komt, kunnen op de oevers binnen enkele uren enorme ijshopen worden gevormd, die niet zelden over de dijken heen komen. Beruchte plekken zijn hierbij de kust van Friesland ter hoogte van het Gaasterland, Uitdam, Marken (de vuurtoren op Marken werd menig keer bedreigd door het ijs) en Wijdenes in Noord-Holland. En bij invallende vorst bij oostenwind hebben zich nabij Warder in Noord-Holland in de winter van 1996 ook enorme ijshopen gevormd, die zelfs een hoogte van zeven meter bereikten, zoals op de foto is te zien. De ijshopen deden de dijk en de er achter gelegen weg verzakken. Al dat ijs was afkomstig van een ijsvloer van 15 tot 20 cm dik. Restanten van de ijshopen hebben er tot eind april gelegen. Ook de Knardijk, tussen Oostelijk en Zuidelijk Flevoland is, toen de laatste polder nog niet was droogggelegd, enkele malen “overspoeld” door kruiend ijs. Na de winter van 1963 gebeurde dat zelfs tot aan de Paasdagen!